De wandeluitrusting

Op deze pagina is voornamelijk informatie over de wandeluitrusting, d.w.z. schoenen, kleding en andere benodigdheden, te vinden. Op de andere pagina's staat informatie over de planning van tochten, wandeltechniek, oriëntatie en dergelijke.

[ Wandelschoenen ] [ Sokken ] [ Regenkleding ] [ Ademende waterdichte stoffen ] [ Kaart en kompas ] [ Hoogtemeters ]

Even een paar korte opmerkingen vooraf: Staar jezelf bij de keuze van een wandeluitrusting niet blind op (te) dure topmerken. Sommige wandelaars zijn dermate gefixeerd op hun peperdure merkspullen dat ze aan het genieten van natuur en landschap niet of nauwelijks meer toekomen; onze Angelsaksische medebuitensporters hebben daarvoor de passende term gear addict uitgevonden. Voor wie het kan (en wil) betalen is het natuurlijk prima, maar niet iedereen heeft voor een zondagmiddagwandeling op de Veluwe of een trektocht door de Ardennen per sé een jas van achthonderd gulden nodig...


Wandelschoenen

Zonder goede en comfortabele wandelschoenen geen prettige wandeling. Dat klinkt triviaal, maar toch is het goed er even bij stil te staan. Nu lijkt het misschien of met een "goede wandelschoen" altijd een zware en stevige berg(wandel)schoen wordt bedoeld, maar dat is onzin. De ideale schoen is voor ieder mens verschillend, en hangt dan ook nog eens af van het soort terrein waarop men gaat wandelen en of men b.v. een zware rugzak gaat dragen.

JPeG image

In Nederland, met zijn grotendeels verharde wegen en geringe hoogteverschillen, worden aan de enkels en voeten van de wandelaar - en dus aan de wandelschoen - geen buitengewoon zware eisen gesteld. Veel wandelaars lopen prettig op sportschoenen of "gewone" lage wandelschoenen (b.v. Mephisto of Clarks). Op asfalt zijn de verende en schokdempende zolen van dergelijke schoenen duidelijk in het voordeel. Aan de andere kant is iemand die met één paar schoenen zowel in als buiten Nederland wil wandelen waarschijnlijk beter af met wat zwaardere (hoge) wandelschoenen. Ook tijdens slecht weer en op een drassige ondergrond zijn gym- en andere lage schoenen verre van ideaal.

De bekende indeling in de categorieën A t/m E geeft een eerste indicatie bij het zoeken naar een geschikte wandelschoen. Bedenk wel dat de indeling in categorieën niet bij elke fabrikant exact vergelijkbaar is. De voor wandelaars meest universeel bruikbare schoenen vallen in de categorieën B en C. Schoenen uit de A-klasse hebben doorgaans dezelfde nadelen als bovengenoemde gymschoenen. De stijgijzervaste bergschoenen uit de D en E-klasse zijn doorgaans te stug en te zwaar om comfortabel mee te kunnen wandelen.

In de B, B/C en C klasse zijn vele schoenen te vinden die enerzijds soepel en licht genoeg zijn om prettig op te lopen en anderzijds voldoende steun geven aan de enkels bij wandelingen buiten de gebaande paden. Hóe stevig het bovenwerk moet zijn, en hoe stijf de zool (met of zonder verstevigende plaat), hangt o.a. van de bestemming, de hoeveelheid bepakking en het lichaamsgewicht van de gebruiker af. Met de nodige slagen om de arm zou je kunnen zeggen dat voor meerdaagse wandelingen "in en om Nederland" (Ardennen, Eifel, Vogezen) B-schoenen volstaan, terwijl C-schoenen meer geschikt zijn voor langere tochten met zware rugzak en/of wandelingen in bergachtig terrein (van Schotland en Wales tot Alpen, Dolomieten, Tatra, etc.).

Let ook op de geschiktheid voor natte omstandigheden. Schoenen bestaande uit vele aan elkaar gestikte stukken leer, suède en/of cordura zijn soepel, maar laten ook makkelijk water door. Dergelijke schoenen zijn alleen geschikt voor natte omstandigheden wanneer ze zijn voorzien van een Goretex (of ander ademend waterdicht materiaal) binnenschoen! De klassieke bergschoen, grotendeels bestaande uit één stuk leer met weinig stiknaden, is ook (redelijk) waterdicht zonder Goretex voering, mits het leer goed wordt onderhouden en ingevet. Bedenk ook weer dat een volledig waterdichte schoen slecht ventileert en dus ook leidt tot natte voeten, zij het door transpiratie.

Tenslotte: de eerste en allerbelangrijkste eis aan een schoen moet zijn dat hij goed zit. Als een schoen niet goed past, koop hem dan niet! De meeste (berg)wandelschoenen van tegenwoordig, zeker de zogenaamde softwalkers, hoeven nog nauwelijks te worden ingelopen, dus de pasvorm valt al in de winkel goed te beöordelen. (Het is natuurlijk wel aan te raden nieuwe schoenen goed uit te proberen, ook op een paar langere wandelingen, voor je ermee op wandelvakantie gaat!) Let niet alleen op knelpunten, maar ook op plaatsen waar te veel ruimte is: als b.v. de hiel in de schoen op en neer beweegt tijdens het lopen leidt dat onherroepelijk tot blaren. Bij de teen moet juist weer wel wat ruimte over blijven, omdat de voet tijdens afdalingen enigszins naar voren schuift. (Om te kunnen uitproberen of de tenen de voorkant van de schoen raken, is bij de meeste winkels een steile "testhelling" aanwezig.)

Sokken

Het comfort van een goede wandelschoen kan geheel teniet worden gedaan door een slechte sok; het is de moeite waard ook aan de keuze van sokken aandacht te besteden.

Materiaal: Een katoenen sok is in het algemeen een slechte keuze voor een wandelaar, omdat katoen veel vocht absorbeert en dan klam of zelfs nat wordt, waardoor de huid (te) vochtig wordt en zich blaren kunnen ontwikkelen. Zuivere wol is op zich beter (minder vochtabsorptie), maar leidt soms tot irritatie. De meeste moderne wandelsokken bestaan uit een mengsel van wol met synthetische vezels. Sommige wandelaars hebben baat bij dunne "vochtregulerende" ondersokken van polypropeen of een ander synthetisch materiaal.

Constructie: Let vooral op de naden, bij de teen en eventueel hiel. Dikke en harde naden leiden snel tot irritatie. Speciale wandelsokken hebben vaak extra platte naden, maar zijn dan ook stevig aan de prijs. Met een beetje zoeken en uitproberen zijn vaak goedkopere alternatieven te vinden; ik wandel zelf al jaren met plezier op simpele wollen sokken (met badstof aan de binnenkant) die ik per drie paar voor tien gulden op de markt koop.

Tip: Om schuurplekken en blaren op bekende probleemplaatsen - zoals tenen, wreef en hiel - te voorkomen kunnen de betreffende plaatsen preventief met sporttape (o.a. van Hansaplast) worden afgeplakt. De sok schuurt dan over de tape i.p.v. de huid. Wellicht ten overvloede: dit heeft dus alleen zin als zich nog geen blaren hebben gevormd. Ik heb hier zelf goede ervaringen mee, maar sommige mensen hebben problemen met achterblijvende lijmresten in de sokken gerapporteerd. (Dit hangt wellicht af van de hoeveelheid transpiratie?)

Regenkleding

Wie in een land als Nederland gaat wandelen of fietsen krijgt vroeg of laat te maken met hemelwater. Hoewel je helemaal nat laten regenen natuurlijk ook een optie is, is dat met name tijdens meerdaagse tochten niet écht aantrekkelijk. Bij lagere omgevingstemperaturen en/of harde wind kan het bovendien makkelijk leiden tot onderkoeling. Bescherming tegen de regen is dan in feite onmisbaar.

Als bescherming tegen de regen staan wandelaars een aantal hulpmiddelen ter beschikking, waaronder:

Een paraplu kan handig zijn tijdens het wandelen bij hogere temperaturen en weinig of geen wind. Ik heb zelf veel plezier gehad van een kleine opvouwbare paraplu tijdens een trektocht door de bossen in de Vogezen, met veel korte buien (een paraplu is snel gepakt en weer opgeborgen), veel hoogteverschillen (met bijbehorende inspanning en dus transpiratie) en temperaturen ruim boven de 20°C, waar een regenjas veel te benauw(en)d was. Bij winderig weer of langdurige regenval biedt een paraplu onvoldoende bescherming.

Een poncho biedt meer bescherming dan een paraplu en is toch nog redelijk luchtig. Nadelen zijn dat ook een poncho erg windgevoelig is en dat hij het zicht op de voeten en het pad kan ontnemen, wat met name in "moeilijk" terrein vervelend is. Er zijn ook speciale poncho's met uitbouw voor de rugzak, die de gebruiker een Quasimodo-achtige gestalte bezorgen.

De duurste oplossing is de regenjas, al dan niet in combinatie met een regenbroek. Een regenjas biedt optimale bescherming tegen regen en wind, maar - zoals iedere fietsende scholier of forens kan beamen - belemmert de ventilatie. Na enige tijd van lichamelijke inspanning begint condensvorming een probleem te worden. Om deze reden is het klassieke regenpak niet erg populair bij wandelaars.

Om het condensprobleem de baas te worden, hebben de fabrikanten diverse oplossingen gezocht. De eerste oplossing bestaat uit het aanbrengen van ventilatie-openingen, b.v. op de rug en onder de oksels. De tweede oplossing werd gevonden in de zogenaamde ademende waterdichte stoffen. Deze stoffen houden hemelwater buiten, maar laten - als alles goed gaat - transpiratievocht naar buiten ontsnappen.

Ademende waterdichte materialen

Er is inmiddels een keur aan ademende waterdichte stoffen beschikbaar. In theorie doen ze allemaal ongeveer hetzelfde, maar in de praktijk blijken er toch verschillen in (met name) ademend vermogen en duurzaamheid op te treden, om van verschillen in prijs nog maar te zwijgen. Het probleem bij vergelijkingen tussen de diverse materialen is echter dat ook de constructie van b.v. een jas een groot verschil kan maken in draagcomfort en duurzaamheid.

Mijn eigen ervaring beperkt zich tot tweelaags Goretex (in een gevoerde jas van Phoenix) en Triple Point 1600 (een Lowe Alpine parka). Ik heb tot nog toe alleen de TPC jas voor wandelvakanties met rugzak gebruikt, maar beide jassen werden en worden nu alweer een aantal jaren ook "dagelijks" gedragen. Beide jassen zijn nog uitstekend waterdicht, dus qua duurzaamheid heb ik voorlopig geen klachten.

In de praktijk moet men van het ademend vermogen van deze stoffen geen overdreven verwachtingen hebben. Bij wat sterkere inspanning (heuvelop lopen, fietsen met tegenwind) en hogere temperaturen wordt het in de jas toch al gauw warm en benauwd. Ook een hoge luchtvochtigheid beperkt de afvoer van transpiratievocht sterk. Onder dergelijke omstandigheden kan gebruik van een poncho (of paraplu) soms een betere keuze zijn.

Het is eveneens een populaire misvatting dat ademend waterdichte kleding in langdurige regen stug door blijft ademen. Wanneer de buitenstof eenmaal doorweekt is - en dat gebeurt vroeg of laat, hoe goed de stof ook is geïmpregneerd - valt het (voor de ademende werking essentiële) verschil in dampspanning tussen binnen- en buitenzijde van de membraan weg. Hoewel dit niets afdoet aan de waterdichtheid op zich, kan het ertoe leiden dat de jas van binnen klam gaat aanvoelen door de sterke condensvorming tegen de koude (want doorweekte) en niet meer ademende buitenstof. Kortom: wanneer je urenlang door de regen loopt - en dat is me tot nu toe tijdens elke wandelvakantie wel overkomen - wordt de binnenkant van de jas op den duur vochtig; helemaal droog houd je het simpelweg niet. Dat is jammer, maar waar.

Het bovenstaande onderstreept het belang van een goede impregnatie van de buitenstof. De waterafstotende werking bepaalt voor een groot deel hoe lang je in de regen kunt lopen voor de buitenstof doorweekt raakt en stopt met ademen. Helaas neemt bij langdurig gebruik (en bij wasbeurten) de waterafstotende werking van de buitenstof sterk af, zodat je er niet aan ontkomt het materiaal af en toe opnieuw te impregneren. (In de Op Pad van maart 1999 worden diverse impregneermiddelen besproken.)

Kaart en kompas

Voor de wandelaar zijn kaarten op een schaal van 1:25.000 tot 1:50.000 doorgaans het meest geschikt. Nog gedetailleerdere kaarten zijn zeer moeilijk te verkrijgen en beslaan een dermate klein gebied dat men er te snel "vanaf gewandeld is". Aan de andere kant ontberen kaarten op schaal 1:100.000 of hoger de broodnodige details om in het veld de weg te kunnen vinden. Veel populaire fiets- en toeristenkaarten tonen b.v. vrijliggende wandelpaden en kleine details in het landschap niet.

Van heel Nederland worden uitstekende topgrafische kaarten op schaal 1:25.000 en 1:50.000 uitgegeven door de Topografische Dienst te Emmen. Net als de beroemde kaarten van de Ordnance Survey in Groot Brittannië behoren deze tot de beste die er gemaakt worden. Topografische kaarten zijn te koop bij gespecialiseerde kaarten- en reis(boeken)winkels, en soms ook bij grotere boekhandels. Van sommige gebieden worden ook door (lokale) beheersinstanties goede wandelkaarten uitgegeven; denk hierbij b.v. aan Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten.

Hoewel het risico van écht verdwalen in Nederland erg klein is, kan het (zo nu en dan) toch handig zijn een kompas bij de hand te hebben ter oriëntatie. Daarentegen is in meer ongerepte gebieden het bezit van een kompas - plus goede kaart én het vermogen ze te gebruiken! - zonder meer noodzakelijk. (In de bergen, maar ook op b.v. de uitgestrekte moors van noordelijk Engeland, is verdwalen een reëel risico; het overkomt ieder jaar weer talloze wandelaars.)

Klassieke kompassen gebruiken zoals bekend een gemagnetiseerde naald om het magnetische noorden aan te wijzen, maar er zijn tegenwoordig ook elektronische modellen te koop. Wie "in het veld" werkelijk nauwkeurig (tot op 1 à 2 graden) wil kunnen meten, kiest bij voorkeur een peilkompas i.p.v. een plaatkompas, en dan eentje met instelbare declinatie-correctie. Goede kompassen worden onder meer gemaakt door Silva, Recta en Suunto.

Hoogtemeter

In aanvulling op het kompas kan in de bergen een hoogtemeter worden gebruikt ter oriëntatie. Naast de klassieke mechanische hoogtemeters, zoals die bijvoorbeeld door Thommen worden gemaakt, zijn de laatste jaren met name de elektronische polshoogtemeters populair. Dergelijke apparaten combineren de functies van een hoogtemeter, een digitaal horloge, (meestal) een thermometer en soms een elektronisch kompas. De bekendste merken op dit gebied zijn Casio en Suunto.

Ik heb zelf alleen ervaring met de Suunto Vector, een fors apparaat met een heel scala aan meetfuncties. De vergelijking met de Casio Protrek, die qua functies vergelijkbaar is, viel in het voordeel van de Suunto uit vanwege de temperatuurcorrectie van de laatste en de mogelijkheid om zelf de batterij te vervangen. Daar staat tegenover dat de Casio aanzienlijk compacter is en het verloop van luchtdruk of hoogte in een grafiekje kan weergeven. De temperatuurcorrectie van de Vector was voor mij doorslaggevend: de Casio geeft alleen stabiele aanwijzingen wanneer de temperatuur van het horloge (min of meer) constant blijft.

Hoogtemeters zijn in essentie barometers met een schaalverdeling in meters in plaats van millibar of hectopascal: de hoogte wordt geschat aan de hand van de reductie in luchtdruk. Om die reden leidt een weersverandering doorgaans ook tot een verandering in de geschatte hoogte (ook als de werkelijke hoogte niet is gewijzigd), en daarom moet een hoogtemeter zeker iedere dag, en soms nog vaker, opnieuw worden ingesteld. Als dit goed is gebeurd, wordt de hoogte met een foutmarge van een meter of tien geschat, wat doorgaans ruim voldoende is.


Terug naar de hoofdpagina.

Datum laatste revisie: 5 september 2000